In zijn nieuwe tentoonstelling 'La douceur est essentielle' bij Base-Alpha Gallery in Antwerpen brengt Björn De Feyter (1976, Antwerpen) verschillende werelden samen: die van zijn vader, een huisschilder, en zijn eigen praktijk als fotograaf. Zijn werk beweegt zich op de grens tussen schilderkunst en fotografie, tussen persoonlijke herinneringen en afstandelijke ontmoetingen. Met een intuïtieve benadering van materiaal en beeld onderzoekt hij hoe de fysieke sporen van het verleden verweven raken met de vluchtige esthetiek van het heden.
De materialiteit van het doek
Een centraal element in Björns werk zijn de zwarte doeken die hij via zijn vader ontdekte. Oorspronkelijk waren deze doeken restmateriaal van Agfa Gevaert, dat zijn vader gebruikte om vloeren en meubels te beschermen tijdens het schilderen. “Ik ben al die textielen die er nog zijn gaan nummeren en fotograferen,” vertelt Björn. “Ze waren nooit bedoeld als kunst, maar hun textuur en gebruikssporen maken ze intrigerend.”
Zijn fascinatie voor deze doeken ligt niet alleen in de persoonlijke connectie met zijn vader, maar ook in hun esthetische kracht als readymades: functionele objecten die binnen een nieuwe context als kunst worden gepresenteerd. “Ik vind ze ook gewoon heel mooi, terwijl ze eigenlijk nooit bedoeld waren om mooi te zijn.”
In de tentoonstelling krijgt het doek twee functies: in de ene ruimte vormt het de basis voor een installatie, terwijl een gefotografeerd fragment in een lijst aan de muur hangt en zo een schilderachtige uitstraling krijgt.
De esthetiek van het onscherpe
Fotografie is een tweede belangrijke pijler in Björns oeuvre. Hij maakt gebruik van een zelfgebouwde camera obscura, een techniek waarbij licht door een kleine opening een omgekeerd beeld projecteert. In zijn geval heeft hij de lens zelf gemaakt en werkt hij digitaal, wat bijdraagt aan de zachte, onscherpe kwaliteit van zijn beelden. “Een scherp beeld geeft meteen alle informatie weg. Ik wil dat de kijker iets moet ontdekken, dat er ruimte is voor verbeelding.”
Vervolgens brengt Björn een dunne laag witte pastel, verf, plamuur en andere materialen aan op de afdrukken, wat een subtiele verbinding creëert met de schilderspraktijk van zijn vader. “Het materiaal van mijn vader sijpelt letterlijk door in mijn beelden.” Ook de keuze voor papiersoorten speelt een rol in de manier waarop het beeld zich manifesteert: voor grotere werken in de tentoonstelling koos hij een grover korrelpapier om een tactielere ervaring te bieden.
De keuze om sommige werken niet aan de muur, maar op behangtafels te presenteren, is bewust. “Ik vind dat de rust die in mijn foto’s zit, daar goed bij past,” legt hij uit. De beelden roepen een verstilling op, en door ze horizontaal te tonen, nodigt hij de kijker uit om anders te kijken. In de galerie voorziet hij zelfs een stoel, zodat bezoekers al zittend de werken op een meer contemplatieve manier kunnen ervaren.
Intimiteit en afstand
Een opvallende tegenstelling in Björns werk is de manier waarop hij intimiteit en afstand laat samenvallen. Zijn naaktportretten, vaak gemaakt in Parijs, tonen modellen die hij nauwelijks kent, en toch stralen de beelden een zekere sensitieve nabijheid uit. “Ik ontmoet vaak mensen via-via. Soms kennen modellen elkaar al, soms ook helemaal niet. Er ontstaat een momentopname van verbinding.” De onscherpte en het schilderachtige karakter zorgen ervoor dat de individuele identiteit vervaagt, terwijl de lichamelijkheid centraal blijft staan.
De keuze voor naakt ontstond geleidelijk. Oorspronkelijk studeerde Björn architectuur, maar hij maakte later de overstap naar fotografie. In eerste instantie was hij gefascineerd door onscherpe beelden en experimenteerde hij met vervaging als manier om de blik van de kijker te sturen. Toen hij voor het eerst een persoon fotografeerde, merkte hij dat naakt goed samenviel met het zachte, onscherpe effect dat hij zocht. Die combinatie van fragiele lichamelijkheid en ongrijpbare beeldtaal werd een kernaspect van zijn werk.